Toespraakje bij de presentatie van Eigen Bezit: een tijdsbeeld 1926-2008

‘Alles is in beweging’ lees ik in het boek Eigen Bezit: een tijdsbeeld en even verder: ‘steen wordt stof’. Dat merk je als Brabander en als bewoner van ’s-Hertogenbosch. Dichtbij mijn eigen straat is zojuist een complex van woningen gesloopt, dat met zijn wat sombere en donkere muren meer dan driekwart eeuw het beeld van De Muntel heeft bepaald. Dat is in 1926 gebouwd naar tekening van de Bossche architect A.J. van Kempen. Enkele maanden geleden was het nog bewoond, Daarna namen kunstenaars er bezit van en kreeg het nog even een nieuw leven. Monique Broekman dreef op de hoek Slagerij Het Pelske. Achter de sierlijke letters op het raam volgden de ogen van de bestuursleden van Eigen Bezit en de kapelaan mij in het voorbijfietsen. Enkele weken gelden begon eindelijk de afbraak. Het weghalen van de letters en gedenkplaten van de poort, die we als Stichting ’s-Hertogenbossche Monumentenzorg vergeefs hebben proberen te redden. Dan het strippen van de woningen en het neerhalen van de muren. En op het laatst alleen nog bergen van stoffig puin. Ook hier bleven de tekeningen van bestuur en pater de Groot tot op het laatst intact. Lag er een verwijt in hun ogen of verbeeld ik me dat maar.

De afbraak trok best veel publiek. Buren en voorbijgangers die alles op de voet volgden. Wij worden geboeid door verval, brand en afbraak. Tegelijk willen we dat alles bij het oude blijft. Terwijl we via moderne media in contact komen met een vreemd en ver buitenland, grijpen we in nostalgie terug naar het verleden. We zijn gehecht aan onze omgeving, aan het bekende en vertrouwde. Ik heb dat als architectuurhistoricus zelf ervaren. Mijn belangstelling voor het verleden is zeker gevoed door het feit dat in mijn geboortedorp Luyksgestel en in de stad Eindhoven waar ik mijn eerste werkervaring opdeed, alles van historische waarde in de jaren zestig is afgebroken. Kunnen veel Bosschenaren hun oude wijk en hun geboortehuis nog aanwijzen, Eindhovenaren kunnen dat vaak niet meer en dat steekt.

De enige constante van onze hectische tijd is verandering. We gaan met de tijd mee, maar weigeren ons tegelijk neer te leggen bij de verdwijning van materiaal dat ons vertelt over hoe het vroeger geweest is, dat verhaalt over alledaagse en bijzondere zaken. Wij willen het bewaren omdat we daaruit zaken kunnen leren over dingen die nu alledaags maar later bijzonder blijken te zijn. Toch gooien we zelf ongelooflijk veel weg. Elke vuilcontainer bevat materiaal over onze gewoonten, wat we eten, welke kleren we dragen. Aan het oud papier kunnen we zien wat we lezen of niet eens inkijken. Onze vuilnisbelten zijn waarschijnlijk de archeologische vindplaatsen van de toekomst.

Daarom is het goed dat de afbraak van het complex van Eigen Bezit door de vereniging en Puckworks zo zorgvuldig is begeleid. Met hun werken hebben Monique Broekman en andere kunstenaars gereageerd op de sfeer van de woningen en de verhalen die deze 67 huizen vertellen. Het boek getuigt van die vrij verzamelde verhalen en beelden. Het zijn er vele en dat wordt duidelijk als we lezen over het hoekhuis op de Pelssingel 24 en 25. Daar zat vanaf 1928 slagerij W. van Eerd, dan Slagerij Gezusters van Eerd, dan Slagerij G. van Dulmen, vervolgens Lederwarenatelier Bos, het Infocentrum Portugese Gastarbeiders, de Textielhandel Het Pelske van Bart Driessen en tenslotte was het een particuliere woning. Zo hebben alle huizen hun eigen sfeer, hun eigen verhaal. Ze vertellen over de verleden tijd. In het boek lees ik over wandelende liedzangers, over kinderspelen, plagerijen, over de oorlog, over de prijzen van de levensmiddelen. De spionnetjes, de gluurspiegels aan de ramen, zijn eigenlijk het enige dat ik erin gemist heb.

In een artikel van Jac. Biemans las ik de volgende herinnering: “De buren waren over het algemeen mensen van hetzelfde slag, met vergelijkbare besognes, grotendeels nette mensen, waaronder fabrieksarbeiders maar ook zelfstandigen (schoenmaker, behanger/stoffeerder, kleermaker etc.) en mensen die bij de Post, het Spoor en de gemeente werkten. Voor de jeugd was er dagelijks de gezamenlijke uit- en terugtocht naar en van de kerk en de school. En zo kende je elkaar en zo ging je met elkaar om. Met ons groeiend gezin met uiteindelijk tien kinderen plus nog een inwonende oom en tante, bewoonden wij op een hoek een bovenhuis van het grootste type met op de bovenste verdieping vier slaapkamers en een berghok, later ook tot slaapkamer gepromoveerd. Met tweeën in een tweepersoons bed slapen was tot ver na de oorlog normaal. Zo kon met wat passen en meten voor ieder wel een plekje worden gevonden. We moesten ons wel behelpen met één kraan in de keuken met enkel koud water natuurlijk. Als bijzondere luxe was er ook nog een piepklein wastafeltje (het 'fonteintje') boven op de overloop. Met zoveel mensen in huis leefde je wel erg dicht op elkaar. Van privacy (het woord kenden we toen niet) was nauwelijks sprake. Om je huiswerk te maken moest je maar een plekje zoeken. Alleen in de huiskamer werd gestookt, een potkacheltje met antraciet. Na de 'doorbraak' van de tussendeuren naar de voorkamer kwam daar een gashaard. Wat kon het bitter koud zijn op de slaapkamers. Wekenlang stonden de bloemen op de ruiten en wanneer we naar bed gingen, werd de kapstok leeggehaald voor wat extra dek. Niet dat we ons ooit hebben beklaagd. We vonden dat we er goed woonden.”

Ans van de slager zegt: “De kou in de winter als mijn vriendinnen langskwamen om te gaan schaatsen en ik daar achter de snijmachine stond. Of in de zomer, zij wél lekker zwemmen. Zaterdagavonds uitgaan betekende voor mij, eerst de hele dag in de winkel, poetsen, tafel dekken, afwassen en douchen, dan pas weg.”

Marjo van Eggelen: “Van de tijd, dat mijn opa en oma de winkel hadden kan ik me weinig herinneren, alleen dat mijn opa altijd in ZIJN stoel moest zitten bij de kachel.”

Christien Reusken-Wijne: “Tijdens de bevrijding van de stad is er een granaatinslag geweest. Wij zaten in die dagen in de kelder: 20 volwassenen en de bijbehorende kinderen. Behalve ons gezin (vader, moeder en 4 kleine kinderen) ook de buren met kinderen en een oom en tante. Alle kinderen sliepen op matrassen in de schoongemaakte pekelbakken. Alle grote mensen zaten op stoelen. Wij werden gewaarschuwd door mensen van de BB, die op de deur van de kokerij bonkten en brand riepen. Wij moesten vluchten naar de KTA, later HTS genoemd. Toen wij naar buiten kwamen, renden er op hol geslagen paarden over de Pelssingel. Een lange rij van buurjongens en mannen gaven emmers water uit de Aa door om te proberen te blussen. Vanwege de onveiligheid en het kapotte dak hebben wij nog tot de zomer van 1945 in de kelder geslapen.”

De kunstenaars reageren of de sfeer, op de verhalen. Joris Link schrijft: ‘De geruchten en de zuchten van dit huis zongen rond in de draden en buizen. Het buizenstelsel werd groter en werd gevoed en gevormd door een schaterlach, een glimlach, geboorte, verlies, liefde, eenzaamheid.... Hier klopte voor het laatst een hart, de aders van plastic in een huis dat op sterven na dood was. Het greep zich vast aan de wanden en woekerde voort...’

Har van der Put maakte een indrukwekkende koekoeksklok als summum van huiselijkheid.

Monique Broekman heeft Slagerij Het Pelske gemaakt tot een ontmoetingsplek. Ze heeft daar op vaste tijden geluisterd, verhalen verzameld en erop gereageerd met tekeningen en foto’s.

De kunstenaar doet iets met de verhalen van de plek. Hij maakt geen getrouwe weergave van de geschiedenis, integendeel hij bouwt zijn eigen verhaal uit snippers van wat er eens was. Het is een interpretatie, een echo, maar dat is het schijnbaar objectieve werk van de historicus natuurlijk ook. Kunstenaar en historicus zetten het verleden naar onze hand. We gebruiken het voor ons eigen doel. We stileren het in een associatieve geschiedschrijving.

Dit boek toont aan dat de initiatiefnemers van dit project gelijk hebben gehad. Bij afbraak is het goed sporen na te laten en de herinnering te bewaren. Dat is hier gebeurd door verhalen vast te leggen, door tijdelijke kunstwerken die de sfeer en de betekenis van de huizen hebben uitvergroot. Als straks de nieuwbouw klaar is zal ook het monumentale poortgebouw geschiedenis zijn. Maar dit boek en de letters en gedenkplaten van Eigen Bezit zullen de historische gelaagdheid van de stad op deze plaats vasthouden. Een voorbeeld om na te volgen.

18 mei 2008

Wies van Leeuwen